© 2012–2025 Jane de Waard
NL ENG
© 2012–2025 Jane de Waard
Wie schrijft die blijft

Niks: wie schrijft die blijft

27 september 2025

Ik was net achttien jaar en al verdwaald op professioneel niveau. Ergens halverwege een kapotgelopen jeugd en een toekomst waar ik niks van verwachtte, zat ik ineens vrijwillig in iets dat therapie heette. Ik was op een plek beland waar je kon werken aan “jeugd trauma’s”. Zo’n woord waar te veel jaren in zitten. En te weinig gezond en gelukkig kind. .

Als er een diploma bestond in het voorbereiden op vluchten, had ik het cum laude gehaald — inclusief praktijktoets “koelbloedig van binnen huilen terwijl je gezicht niets verraadt’’. Want als er iets was waar ik allergisch voor was — naast groepsgesprekken en warme gevoelens — dan waren het emoties.

Op een dag zat ik aan mijn bureau in mijn kamer wat woorden op het lijntjespapier te krabbelen, toen er een vrouw binnenstapte die we voor nu even “Ien” noemen. Ien was een vrouw die ik toen nauwelijks kende — zo één - met een blik die dwars door je heen keek, maar niet om je te ontmaskeren. Om te checken of je het nog volhield daarbinnen. In jezelf. 


Ze vroeg, tot mijn verbazing, niet eens wie of wat ik aan het schrijven was. Het enige wat ze deed was daar een tijdje staan en kijken naar mij. En uit het niets kwam dat ene zinnentje met dat halve, scheve hoofdschudden van iemand die al weet dat je toch niet echt luistert ; “Wie schrijft, die blijft”.
Verbouwereerd bleef ik achter. Blijven was geen optie want mijn trauma’s onder ogen komen vond ik dood eng. Weggaan was mijn plan A. Weggaan was mijn back-up.

Ik had een compleet plan, zorgvuldig uitgedacht, over hoe ik ervoor ging zorgen dat ik vooral níét aan mijn trauma’s zou gaan werken. Niks: “wie schrijft, die blijft”. Klinkklare lariekoek.

Soms zat ik daar tegenover iemand die vragen stelde die ik niet wilde beantwoorden.
Soms zat ik tegenover iemand die woede in mij liet opborrelen en mijn knokkels wit liet worden.
Ik zei dingen waar ik mezelf van schrok. Zo pijnlijk dat het bijna mooi genoemd zou kunnen worden.
Ik zei “het gaat wel” als het eigenlijk niet ging.
Glimlachte uit gewoonte en huilde als ik alleen was.
Liet dingen liggen waar ik later over struikelde.

En toch schreef ik. In de minuten die uren werden, de uren die dagen werden, de dagen die weken werden en de weken zelfs maanden. A4 na A4 vel, vol — zelfs ’s Nachts kroop ik onder mijn deken met een pen en zaklamp in mijn hand, alsof woorden geen richting hadden, geen sporen, geen bedoelingen. Alsof het schrijven meer troost bood dan het toestaan van verdriet. Alsof ik met elke zin de wonden op mijn ziel kon dichtnaaien.

Ik schreef — en ik volgde de therapie die ik zo enorm vervloekte — totdat het grootste deel van mijn verdriet uit mijn vingers was gekropen.

En tot de dag van vandaag schrijf ik. Soms. Niet omdat ik dacht of denk dat het helpt, maar omdat ik niet wist en weet wat ik anders met mezelf aan moet.
Omdat stilte op papier minder pijn doet dan stilte in een kamer met iemand tegenover me,
omdat ik na al die jaren nog steeds niet heb geleerd hoe ik over mijn gevoelens kan praten.

Gewoon, omdat wie schrijft die blijft, toch Ien?!

← Terug naar Blogoverzicht